U zocht voorbeeldzinnen met daarin "jong"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 61 - 80 van 500
- beschonigen: De kleinste jong moej wat beschonigen met 't wark (Borger)
- besmoddern: Bliksemse jong, doe besmotst mij de heul boudel (Gieten)
- beul: Die jong kun waarken as de beste, het was een beul van een vent (Peize)
- beulen: Dat is gien zingen wat die jong dut, dat is beulen (Peize)
- beurs I: Die jong har een mooi diploma. Hij har kaans op een beurs (De Wijk)
- bevallen: Dei jong bevalt mie wel (Valthermond)
- bevallen: Het is bevallen van een dikke jong (Sleen)
- bevatten: Hij is nich meer zo jong, dat kan e zo gauw nich bevatten (Barger Oosterveld)
- bezeten: As jong was hij al bezeten van auto's (Erm)
- bigge: Die jong is zo'n bigge, die zeg mar zo wat vort (Zweelo)
- bijschaven: Die jong, die möt nog een beetien bijschaafd worden, het komp wel goed met hum (Sleen)
- bilderboks: Wat was dat een bilderboks van een jong (Erica)
- blage: Wat een blage van een jong
- blèerder(d): Wat is dat jong een blèerderd, die holt oe de hiele nacht wakker (Hoogeveen)
- bliksems: Door is die bliksemse jong alweer (Erica)
- bliksems: Bliksems, wat kun dei jong lopen (Barger Oosterveld)
- bliksies: Bliksies, jong, dat mus ie niet daon hebben (Sleen)
- blikskater: Wat een blikskaterse jong! (Sleen)
- blikslagers: Die blikslaogerse jong! (Een)
- blinders: Die blinderse jong haar mij gauw de deure even op slöt dreid (Hijken)