U zocht voorbeeldzinnen met daarin "koop"
Resultaten 61 - 80 van 108
- onmis: Daor hej gien onmisse koop daon (Klazienaveen)
- op I: Dan koop ie een flesse draank en dan kriej der een busse vruchten op toe
- opmarkzaam: Hai wus dat er laand te koop was en hai het mai der opmaarkzaom op maokt (Roden)
- overgaon: De koop is over egaone (Dwingelo)
- pak I: Ik koop mij nog even een pakkie tabak (Gasselte)
- papierwinkel: Schriefpepier en koevorten heb ze in een pepierwinkel te koop (Oosterhesselen)
- prulding: Koop die pruldingen toch niet, wat hej daor nou an (Meppel)
- roggenbol: Bij de bakker hebt ze roggenbollen te koop (Sleen)
- rond I: Zie hadden de koop gauw rond (Eext)
- rötzooi: Wat die koopman te koop hef, is allemaole rotzooi (Koekange)
- rouwig: Dat die koop niet deurgung, daor hoef ie niet rouwig um te wezen (Kerkenveld)
- rouwkoop: Aj spiet van een koop hebben, dan moej rouwkoop betalen (Klazienaveen)
- schaande: Hij lop mit zien eigen schande te koop (Barger Oosterveld)
- schippertien: Zo gauw as schippertien schietgeld komp, koop ik een neie stofzoeger
- sebiet: Ik heb hom zegd dat daor wat te koop was; hai is er subiet aachteran gaon (Roden)
- siniesappel: Ik koop de sinesappels altied op de markt (Coevorden)
- Sinkel: *In de winkel van Sinkel is van alles te koop/Hoeden en petten en damescorsetten/Een plee um te poep (Ruinen)
- slag I: Aj wat te koop hebben, moej op de slag passen (Peize)
- slik I: Hij haar alle soorten slik te koop (Peize)
- slikkerij: Koop die kiender toch niet zoveule slikkerije! (Meppel)