U zocht voorbeeldzinnen met daarin "men"
Resultaten 61 - 80 van 115
- loes: Men hef meer last van de neten as van de loezen (Gasselte)
- men: Men zeg dat het zo is, mor ij moet er niet te veul op doen (Sleen)
- messels: Men kookte schaopekeutels in melk en dat mussen ze opdrinken (Een)
- midden I: Men mot de kerk in het midden van het dörp laoten
- mörgen II: Vroeger gung men aaltied vro oet bedde um een mörgen gres te mèeien
- naogroeve: Op de naogroeve höld men dan een bespreking, hoe het wieder mus (Fluitenberg)
- neutelig: Een drok peerd en ook nog wat zenuwachtig nuumt men vaeke een neutelig peerd (Uffelte)
- oethouken: Die sloot mus men aaid oethoken (Rolde)
- oetkiezen: Wel makkelk daor, men kan oetkiezen (Vries)
- ofketsen: Het veurstel weur ofketst, men was het er niet met iens (Borger)
- ofranden: Vrouger mus men het behang met de scheer ofranden (Eexterveen)
- ofsteken: As men te dicht bij de gruppen kwam, dan mus de ploeg ofstökken worden
- oor: Men weet niet of men hem bij de oren of bij den staart heeft
- opbreken: Törf opbreken: 3 rijen opbreken en die legde men op 3 vaste rijen en nao een week goed dreugen zett (Pesse)
- opperknecht: neumde men dan opperknecht of oppermeid, ook wel bovenmeid (De Wijk)
- opvuren: Men mout hom geregeld wat opvuren (Vries)
- overbrenger: Men kan vaak meuilijk naogaon, wel de overbrenger van die ziekte is (Oosterhesselen)
- paol: Men mot gien olde paolen verzetten
- put: De bovenste lange turf zetten ze op de lösse put, aanders as men die an de kaante van de bagger zet (Pesse)
- raopkoek: As krachtvoor voorde men roggemael, raopkoke en lienkoke (Diever)