U zocht voorbeeldzinnen met daarin "och"
Resultaten 61 - 80 van 94
- liester I: Och, wat een liesterdie, die hef ook een slimme pape had (Dwingelo)
- loeksie: Och, dat jonkie wat daor was, dat was wel zun klein loeksie (Eext)
- loggien: Och, och, wat is die jonge een dikke loggien (Ruinen)
- lollegien: Och, dat was mor een lollegien, dat moej niet èerns opnimmen (Sleen)
- meneer I: Och, dei meneer is een schietmeneer
- merakel I: Och, daor komp het aol merakel weer an
- minder: Hou geit het? Och, het is niet minder
- moezenkop: Och, lelijke moezekop, wat giet joe dat van an! (Klazienaveen)
- naozien: Och kerel, laot je naozien (Emmen)
- och: Hoe was het feest? Och, het gunk wel (Geesbrug)
- och: Och jong, zit nait zo te smakken, kanst ja wel uuthongerd wezen (Valthermond)
- oethongern: Och jong, zit nait zo te smakken, kanst ja wel uuthongerd wezen (Valthermond)
- oetschieten II: Och, schiet joe toch uut! (Valthermond)
- offer: Och, wij brengt gien offer; wij kunt het wel missen (Hollandscheveld)
- ofkie'ken: Och, wat 'n meinsen op de markt, ie kunden het niet ofkieken (Hijken)
- onbestörven: Och, die kerel van mij is altied op tjak, ik lieke wel een onbestorven wedevrouwe (Hollandscheveld)
- ongeluk: Och kèrel toch, ik trapte je oet ongeluk op de tienen
- onverstaand: Och, hef die det ezegd? Det is zo'n onverstaand, die is zo dom as het achterende van een varken (Ruinerwold)
- overholden: Och man, hol oe mar stille, ie holdt nog geliek aover
- piegum I: Och, het was mor zo'n piegum (Diever)