U zocht voorbeeldzinnen met daarin "overal"
Resultaten 61 - 80 van 188
- guistevel: Elk een blauwe overal an en guistevels
- guntern: Hie lig overal um te guntern (Sleen)
- haaibaai: Dei kan overal deurhen, dat is een haaibaai
- hantam I: Een kind dat overal bijzit is een hantam (Anderen)
- hantammig: Het kind is zo hantammig, zit overal met de fikken an (Vries)
- happen: overal op
- hartzèer: Dat mèensch hef overal hartzèer over (Sleen)
- hetsig: Dei is overal zo hetsig op, man hij warkt nooit niks of (Barger Compascuum)
- heuiig: In de heuitied rokt het overal lekker heuiig (Emmer Erfscheidenveen)
- houwen: Eerder muj de koouflaten met de vurk overal houwen
- hugerd: Die man dat is zo'n hugerd die probeert overal wat van met te kriegen (Klazienaveen)
- iergat: Het iergat mot leeg, want aans lop het overal hen (Gieten)
- inrien: IJ kunt overal morzo niet inrien (Sleen)
- jachtsnei: De jachtsnei drevelt overal deurhen (Sleen)
- jatten I: Overal zit hij mit de jatten an! (Coevorden)
- kaffer: Non hef die stomme kaffer mij verkeerd voor metdaon, ie moet ok overal op de neus bij staon (Hijken)
- kel: Met die regen is het overal zo kel (Borger)
- kladde I: Dat kladde kröp overal tuschendeur (Sleen)
- klatern II: Die hef het overal rond eklaterd (Zuidwolde)
- kleefboel: Ha, wat een kleefboel, ij hebt overal met de vingers anzeten (Sleen)