U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pot"
Resultaten 61 - 80 van 128
- opperdepop: De pot is leeg, het is opperdepop (Ekehaar)
- opschoeven: Het vuur is aordig fel, schoeft de pot maor wat op an de haol
- pan: pot
- part: Doe kenst veur mien paart de pot op
- passen: as een deksel op een pot (Hooghalen)
- pikken I: Vrouger pikten wie op pot
- pissen: Hij hef naost de pot epist
- plats: pot
- pot: Wil ie die pot mit bonen even op het vuur zetten? (Ruinerwold)
- pot: Wie kriegt de beer in de pot
- pot: Ik heb de pot over het vuur
- pot: Wij hebt de bonen in de Keulse pot (Grolloo)
- pot: Hij is zo doof as een pot (Diever)
- pot: Hij hef een geheugen as een iezern pot (Meppel)
- pot: Het is ien pot nat, ...pot vreten (Dwingelo)
- pot: Ik moet op de pot passen
- pot: Wij moet hèur bij de pot kriegen, aans kan ze dommee niks
- pot: Hij is zo dicht as een pot
- pot: Het is mij pot um het even
- pot: Der moet een aander pot bij het vuur kommen