U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stief"
Resultaten 61 - 80 van 128
- pak I: Vrogger zaten de kiender stief in het pak (Dwingelo)
- pak I: Deurdat de kinder eerder zo stief in het pak zaten, bint der ofwiekings west in de grui (Eext)
- pakken: Het wicht stief pakken
- paol: Hij is zo stief as een paol (Diever)
- parsen: De onderste heuiklamp was arg stief in mekaar parst (Geesbrug)
- plank: Hij is zo stief as een plank (Padhuis)
- plooirand: De plooiraand mus mooi stief staon (Noordscheschut)
- pook: Het hef zo hard evreuren vannacht, de poke hunk stief naost de kachel (Ruinerwold)
- poot I: Je moet de poot stief holden
- ramstrup: Een ramstrup weur vrogger bij de rammen um de zak legd en stief antrökken, zodat de zaodstrengen of (Geesbrug)
- reurigheid: Ie mut wat meer reurigheid hebben, ie wordt zo zo stief as een plaank (Geesbrug)
- riegen II: Ze had zuk stief in het corset regen (Emmer Erfscheidenveen)
- schammeloek: ...een stief angesloten jak (Peize)
- schoot II: De schoot mut stief tegen de mure (Pesse)
- schootmeul: Je mussen de schootmeul stief op schoot holden bai het draaien met het bakkie naor joe tou (Norg)
- seupel: Seupel is stief en ongemakkelijk (Anderen)
- smèren: Die botter is zo stief, die kuj haost niet smeren
- stief: De kaok was hum stief van het verdoven (Gasselte)
- stief: Hij hukkelt wat, dat komp deur zien stief bein (Emmer Erfscheidenveen)
- stief: Ik was stief van het zitten (Beilen)