U zocht voorbeeldzinnen met daarin "stoet"
Resultaten 61 - 80 van 81
- snoet: *Van stoet kriej een dikke snoet (Grolloo)
- stoet I: Manlu sneden vrogger stoet en de vrouwlu gungen melken; dat deden de mannen ok niet (Sleen)
- stoet I: Hie is zo gewillig as een snee stoet, mar hie lat zuk niet opeten
- stoet I: Ik doe je stoet in de mat
- stoet II: Zij leupen achter de stoet an
- stoetendoek: De venter har een stoetendoek over de stoet (Hooghalen)
- stoetenkörf: stoet
- stoetplank: De stoet stiet in de spinde op stoetplank (Emmen)
- stoetplank: Aj de stoet wilt snieden, moej het op de stoetplank leggen (Borger)
- tarwestoet: Wat woj hebben, tarwestoet of witte stoet? (Stieltjeskanaal)
- törfgraven: Aj hen törfgraven gungen, kreej een eierpannekoek of stoet met schink (Zwinderen)
- tweibak: ...legde op zo'n snee stoet met schink twie gesmeerde tweibakken, een underste en een bovenste...
- tweibak: Een snee stoet met een tweibak (Vries)
- tweibakkenbrugge: Een Drentse brug was een tweibaksbrug, d.i. een plak stoet met een tweibak (Roderwolde)
- vars: Kinder vindt een kap van varse stoet lekker (Oosterhesselen)
- verkrummeln: Nou moej die stoet niet zo verkrummeln, aans moe'k het allemaol nog weer oprumen (Hijken)
- voedzaam: (...) en zölsgebakken stoet was zo fris en zo voedzaom
- zemelstoet: Zemmelstoet was een soort stoet van allèn zemmels (Padhuis)
- zölfbakken: Die zölfbakken stoet was geweldig lekker (Sleen)
- zommer: Der zit leng, ...zommer in de stoet, die kuj zo niet eten (Oosterhesselen)