U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vet"
Resultaten 61 - 80 van 120
- ofromen: As varse melk even stiet, trekt het vet hen boven en kuj de melk ofromen (Wapserveen)
- ontlopen: Hij prat as een worst, die het vet ontlopen is
- oog: Er drif gien oogien vet op de soep (Pesse)
- oog: *Het oog van de boer mak het peerd vet (Fluitenberg)
- opeten: Hij et zolf het vet op en de karre lat ie piepen (Hollandscheveld)
- pees: Mit de peze wur de zaoge vet (Emmer Compascuum)
- plukken: Het vet van de darms plokken (Havelte)
- poele II: As ik veul spek en vet eet zit ik gegarandeerd onder de poelen (Barger Compascuum)
- poezen: een vet zwien (Gieten)
- pompwater: Wij zult oe vet messen
- prokkereursspek: aordig vet (Coevorden)
- proten: Proten as een metworst, woor het vet oet is (Hijken)
- proten: woor het vet oetlopen is
- raanzig: As het vet aold wordt, wordt het raanzig (Buinen)
- riebel: Alles in de riebel en de bok vet?
- riekeman: vet en krig er niet van (Roderwolde)
- roestig: Aj de boudel neit in het vet holden, dan wordt het roestig (Peize)
- sapperloot: Sakkerdemonnie, wat hej daor een dik, vet vaarken (Ruinen)
- schier: Dat was gien sju, mor schier vet (Eexterveen)
- schöttel: In aandermans schöttel is het aaltied vet (Nieuw Amsterdam)