U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vinden"
Resultaten 61 - 69 van 69
- vinden: Zie kunt het niet zo best met mekaar vinden (Sleen)
- vinden: Hij kun het nog niet best vinden op zien neie stee
- vingerhoed: Ik wol an het stoppen, man ik kun de vingerhoud nich vinden (Barger Oosterveld)
- vogelèende: Dende kuj altied an het vogelèende vinden
- vooremmer: Ik wol het kalf wat geven en doe kun ik de vouerummer nich vinden (Barger Oosterveld)
- voorhok: Is de voueremmer nait te vinden? Kiek maor in het vouerhok (Peize)
- vortmaken: Hij hef het weer vortmaakt, ik kan het nargens vinden (Barger Oosterveld)
- warachtig: Non kan ik verachtig gien kevot vinden (Stieltjeskanaal)
- zwienenkrabber: De zwienekrabber kun e nargens vinden (Barger Oosterveld)