U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vleis"
Resultaten 61 - 80 van 126
- oetponden: om het vleis oet te ponden (Roden)
- ofzuken: Zuik dei botte nog mar wat beter of; der zit nog wal vleis an (Barger Oosterveld)
- onbestörven: Dat vleis is nog onbestörven, ij kunt het nog niet broeken (Sleen)
- ongezolten: Ongezolten vleis kan niet duren (Weerdinge)
- opdroesten: Hie droestte flink op, maor wij wussen wel wat veur vleis wij in de kuup hadden (Rolde)
- peperig: Dat vleis is aordig peperig, het braandt je op de tong (Sleen)
- pezig: Dat vleis is wal pezig (Barger Oosterveld)
- pleister: Der mot een pleister op, aans komp er voel vleis in (Exlo)
- rauw: Een plakkie rauw spek is wel lekker, rauw vleis zit gien smaak an (Ruinerwold)
- rechtdraoderig: Het vleis is rechtdraoderig (Hoogeveen)
- rolvleis: De kanten en randen van het vleis kwammen in het rolvleis (Borger)
- scherensliepersgeleuf: Scherensliepersgeleuf, dan hebben ze laiver het vleis as de bonken (Valthermond)
- schrao: Dat is schrao spek, deurwossen met vleis (Emmen)
- seutern: Het vleis laoten seutern (Wapse)
- sissen: Het vleis sist in de pan (Sleen)
- sistern: Wat sistert dat vleis in de pan. Pas op dat het niet anbraandt (Emmen)
- sjeutern: Dat vleis even wat dèur laoten sjeutern, dan blef het waarm (Dwingelo)
- sliekerig: Dat vleis is sliekerig (Eexterveen)
- smousen: As hij an het eten is, smoust hij de eerpels, het vleis en de bijspieze allemaole deur mekaar (Hoogeveen)
- smulsterig: Dat vleis moej wegdoen, het is smulsterig (Oosterhesselen)