U zocht voorbeeldzinnen met daarin "voel"
Resultaten 61 - 71 van 71
- voel II: Hij wol der gien woorden mèer over voel maken (Emmen)
- voel II: Dat is een voel ei. Gooi maor weg. Daor is al een dag of wat op bröd (Vries)
- voel II: Der mot een pleister op, aans komt er voel vleis in
- voel II: Hij keek hum zo voel an (Nieuw Amsterdam)
- voel II: Wat een voel kereltie! (Kerkenveld)
- voel II: Dat is een voel biest, met denne muj niet tevöl te maken kriegen
- voel II: Voel op het leren
- voel II: voel warken
- voele: voel II
- water: Laoten wij er maor gien water meer over voel maken, ie bint welkom (Fluitenberg)
- zot I: Zot is het voel, dat slecht wagensmeer achterlat in de toet van de wagen (Dalen)