U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vol"
Resultaten 61 - 80 van 413
- fietsrek: Het fietsrek is vol, zet de fiets mor tegen de muur an (Valthe)
- flink I: Hij zit nog vol flinken (Ruinen)
- floddern: Doe de emmers toch niet zo vol, het water floddert je der oet (Hooghalen)
- gaffeltang: Het löp der vol gaffeltangen (Sleen)
- galbot: Het schaop zat vol galbot (Havelte)
- gaps I: Een gapse vol water uut de wieke smök vrogger lekker (Hoogeveen)
- gat: Mit een gat vol schulden gunk hij der vandeur
- gebrek: Die auto zit vol gebreken (Nieuw Dordrecht)
- gedrungen: Het was zo vol, wie zaten gedrongen op mekaor (Valthermond)
- geitebekkien: Op het heuilaand kuj altied nog wel een geitebekkien, ...een geitebekkien vol bij mekare garen (Hoogeveen)
- gek II: Gek, wat een wind, wel twai pramen vol (Valthermond)
- gekheid: Die zit vol gekheid (Buinen)
- gemaal I: Het gemaol in het veen dreit weer, de sloten staot slim vol (Eext)
- gemoed: Het gemoud zit heur vol
- gemoed: Het gemoed schöt je vol aj dat almaol heurt (Oosterhesselen)
- gemoed: Soms word je het gemooud vol (Norg)
- gezicht I: as een pot vol luzen
- gezondheid: Een goeie gezondheid is meer weerd as een kist vol geld (Eext)
- glas: Hie hef het glas leeiver van boven vol as van under (Eext)
- gleuf: Een hilde, die geurt, zit vol gleuven (Zuidwolde)