U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vreten"
Resultaten 61 - 67 van 67
- vreten II: De moezen harren een heel stuk oet de keze vreten (Beilen)
- vreten II: Het is daor riek reken en arm vreten
- wanzuun: Die koe is wanzuun, hie hef een dag of wat niet vreten
- waterkont: Die waterkonten wollen de koenen niet vreten
- zekpol: Zekpollen bint pollen haard, schaarp gras van minder soort, dat de beeist niet vreten wilt (Eext)
- zwienebek: Een peerd met een zwienebek kan muuilijk gres vreten (Exlo)
- zwieneneulie: In de winter kriegt de zwienen zwieneulie deur het vreten (Eext)