U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wark"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 61 - 80 van 500
- bestuurd: Het wark is bestierd (Weerdinge)
- beuskèrel: Det was een beuskèrel in het wark (Koekange)
- bezakken: Non mot 't eten even bezakken, het wark wacht wal (Beilen)
- bezörgen: Biggen bezörgt oe wel een bende wark (Kerkenveld)
- bijblieven: Mit 't wark kun ik goed bijblieven (Elim)
- bijlangs: Hoe is het met het wark, kuj alles bijlangs kommen?
- bijlangskommen: Zij kan 't wark niet bijlangskomen
- bladder: Dat ongewone wark mit de harke, door kriej bladders van in de handen (Barger Compascuum)
- blok: In het viefde blok bint ze an het wark (Padhuis)
- boerkerij: De boerderij is het hoes en de boerkerij is het wark (Beilen)
- boervolk: Daor is boervolk an het wark (Sleen)
- boetenshoes: Hie hef het mieste wark boetenshoes (Sleen)
- bolster: Bolster graven was stoer wark (Nieuw Schoonebeek)
- bonker(d): De dikke striepkoren jassen, die de törfgravers dreugen - niet in het wark, maar 's aovends en 's m (Coevorden)
- bonksel: Het bonksel oet de eerste put weur beide kanten oetkrooid. Dat was verschrikkelijk zwaor wark (Drouwen)
- boven: Zij was baoven an het wark, op de trappe (Hoogeveen)
- bovennarms: Het wark hadden wij bovenaarms en dat warkt lastig (Rolde)
- breur: An dat wark heb ik een breurtien an dood
- buffel: Het is altied een buffel in het wark ewest; nou is het niet veule meer (Hollandscheveld)
- dag: Hij hef der wal een dag en een zaoterdag met wark