U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wil"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 61 - 80 van 500
- appel: Wie gien appeltien veur de dörst wil bewaren, zal later daorvan het naodiel wel ervaren (Koekange)
- appelholt: Appelholt wil best branden en het lig ok lang (Barger Oosterveld)
- apporten: Die hond wil best apporten (Sleen)
- apporten: Ons hond wil wel staon veur het wild, mor niet apporteren (Peize)
- april: Op 1 april stuurt men de gekken, waor men wil (Sleen)
- april: April dut wat e wil (Barger Compascuum)
- april: 'n Dreuge meert en 'n nat april is naor de boer zien wil (Ruinerwold)
- april: Wat meert neit wil, dat döt april (Vries)
- arfstuk: Dat aarfstuk wil ik veur gien
- as II: As het mag wezen dat ie niet wil... (Wapse)
- as II: As een kleine tegen een grote schieten wil, barst hum het gat
- baksel I: Het baksel veur knieperties mot eigenlijk een nacht overstaon, dan wil het beter bakken (Beilen)
- baksel I: Bij knieperties bakken wil het eerste baksel wel vake een misbaksel wèzen (Broekhuizen)
- bandgaarde: Pak mij ies even een bandgaarde, dat peerd wil niet lopen (Padhuis)
- barkenholt: Barkenholt wil best braanden (Broekhuizen)
- bat: Kou wil kaalven, ik heb 't battie der maor aachter legd, veurdat 't kaalf mij in de group komp (Vries)
- batterij: Ik wil nog een toertien achter de batterij
- bedenk: Ik wil het nog een paar dagen in bedeink holden (Beilen)
- bedenktied: Ik wil nog een paar dagen bedenktied hebben (Zwiggelte)
- bedibbeln: Die wil alles bedibbeln en dan nog wel graag bij aandern (Hollandscheveld)