U zocht voorbeeldzinnen met daarin "winkel"
Resultaten 61 - 66 van 66
- winkel I: Der is wark an de winkel
- winkel I: Dat is een winkel van Sinkel
- winkel II: IJ moet zörgen dat het winkel wordt (Sleen)
- winkel II: Het is oet de winkel
- zitten: In de winkel hew nog even zeten te rondneuzen
- zölfbediening: In dei winkel is het zölfbedeining, door most alles zölf pakken (Barger Oosterveld)