U zocht voorbeeldzinnen met daarin "auto"
Resultaten 81 - 100 van 152
- nummerplaat: De nummerplaat is hum van de auto vallen (Weiteveen)
- oetdeuken: De auto mus oetdeukt worden (Borger)
- oetlaot II: De uutlate rammelt onder de auto (Hoogeveen)
- ofbetaling: Ze hebben de auto op ofbetaoling (Emmer Compascuum)
- ofrao'men: Ik kun het nog net ofraomen, anders haar ik onder de auto zeten (Klazienaveen)
- ofschrieven: Wij moet die auto in vief jaor ofschrieven (Ekehaar)
- ontwieken: Ik kun die auto nog net ontwieken (Borger)
- oogklep: Het peerd hef oogkleppen veur, anders is hij bang veur auto's (Mantinge)
- opdrukken: Met een krik kuj een auto opdrukken (Nieuw Dordrecht)
- ophaal: Van die neie auto maakt zij zo'n ophaal (Zuidwolde)
- opklappen: Aj de zitting van de auto even opklapt, dan kan de deuze der achterien (Ruinerwold)
- overzied: Aj in de auto rieden, muj nait te veul overzied kieken (Zuidlaren)
- pakkerij I: Wij haden hiel wat pakkereeie op de auto (Dwingelo)
- panhering: Eerder kwam der aaid een auto met panherings hier in Slien (Sleen)
- piegum II: Die hond is onder de auto ekomen, die is veurgoed piegum (Hollandscheveld)
- piel I: De auto's van vroeger hadden een piel as richtinganwiezer (Borger)
- plaatwark: Van de meeiste auto's is het plaatwaark weinig dikker as blik (Anderen)
- pleister: Waor de auto de boom raakt hef, is nog een grote
- pletter: Hie ree de auto te pletter (Balloo)
- prak: De auto in de prakke rieden (Dwingelo)