U zocht voorbeeldzinnen met daarin "beide"
Resultaten 81 - 97 van 97
- touw: Aj de pèerde geregeld umwisselt, wilt ze op beide touwen (trekken)
- trekken: Hij trök de beide plaatsen mit iene gulden (Ruinerwold)
- vaarbaank(e): De vaarbaank lag veur op de boerenwagen over de beide /ledders. Daor zat hie op te mennen (Pesse)
- vakstuit: gooien en dan er naor toe hinkeln. In die briede vakken mugden wij met beide bienen springen, en and (Zwiggelte)
- vergelieken: Die beide breurs waren niet met mekaar te vergelieken, zo'n verschil was er in (Sleen)
- verkleistern: Die beide buurvrouwen kunt hiel wat tied verkleistern (Sleen)
- verluun: Bij een kind de kleine klok ien keer en bij een grote beide klokken drie keer (Sleen)
- vesite: As hij de mond lös döt, hebben beide oren visite
- veurkind: Die beide hebt twei kiender en een veurkiend (Dwingelo)
- vinger: Daor duur ik mien beide vingers neet veur opsteken
- wagenbeun: De wagenbeun zat tussen de beide wagenspeurs in (Sleen)
- wan: Aj ze beide in de wanne gooit, weet ie niet, wie boven komp, want het is een pot nat (Fluitenberg)
- wark: Het is groot wark mit die beide, zij loopt al genarmd
- weiland: Wij hebt dat stuk weiland met 'n beide (Exlo)
- wever: Een peerd dat an beide bienen kraamperig is en van het iene bien op het aandere giet, is een wever; (Zuidwolde)
- wiedoet: Hij kwamp te vallen mit de beide benen wieduut (De Wijk)
- ziede III: De beide zieden van die dreihoek bint even lang (Beilen)