U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boks"
Resultaten 81 - 100 van 128
- pik I: Hij hef de hele boks vol pik en teer (Anderen)
- piloos: Doe die pilose boks toch even oet, der komp zo volk (Padhuis)
- piloos: Hai het een piloden boks aan (Zuidlaren)
- plek: Een versleten plek in de boks (Buinen)
- pochen: Pochen en in de boks schieten is gien kunst (Anderen)
- pongel: pongel in de boks
- presenteerblad: Vrogger hadden de manlu een boks met een kleppe en dat nuumden ze een presenteerblad (Coevorden)
- presenteerblad: Mien bes druug een boks met een presenteerblad (Stieltjeskanaal)
- pulen: De boek puult over de boks hen (Sleen)
- redontennust: Hier achter dizze boom is eein oet de boks west, daor lig ein beste redontennust (Eext)
- repen I: Die jongen zit op die paolen te repen, zie holdt gien boks um de kont (Odoorn)
- rieten: De hiele boks reet mij lös achter die spieker (Sleen)
- rits I: In de dartiger jaoren haj al een rits in een schipperstrui, in de boks pas nao de oorlog (Sleen)
- schansè'ren: Pas non op daj die goeie boks niet drekt schenseert (Oosterhesselen)
- sjiepen: De piepen van de boks, die sjiept an mekaar langs (Odoorn)
- slietplek: Een fietser krig een slietplek achter in de boks, een boer krig hum veur de knie en een schriever ac (Schoonebeek)
- slobbern: De boks slobbert hum um het gat (Westdorp)
- snieder: Snieder, maak mij de boks wat wieder/ Mar niet zo wied/Dat e mij van het gat ofgiet (Padhuis)
- snoeven: De hond steeit mij an de boks te snoeven (Eext)
- spannen: De boks spant mij um het gat (Hijken)