U zocht voorbeeldzinnen met daarin "borrel"
Resultaten 81 - 100 van 135
- nimmen: heb gister ok nog een borrel enèumen (Fluitenberg)
- nippen: Hij zit an die borrel te nippen, net of der botten in zitten (Klazienaveen)
- nöchter: maag al een borrel drinkt (Nieuw Dordrecht)
- nummer: As het um een borrel giet is hij altied nummer iene (Hoogeveen)
- ofkeer: Ik heb een ofkeer van lege glassies, zee Haarmjan, en sluig zuk nog een borrel in (Eext)
- ofkerig: Die is ok niet ofkerig van een borrel (Sleen)
- ofloop: Wij drinkt een borrel op de goeie ofloop (Balloo)
- ongedwungen: Al die families zaten ongedwongen bij mekaar en drunken een stevige borrel (Oosterhesselen)
- ontlopen: Ik bin de borrel net ontlopen
- onversneen: Zie schunken in de kroeg een onversneden borrel (Borger)
- ophebben: Hij duurt wal wat zeggen, man hij mot eerst een borrel ophebben (Barger Oosterveld)
- opknappen: Een borrel, daor kuj van opknappen (Odoorn)
- overtoe: Zij zaten net an de borrel, toen ik er overtoe kwam (Schoonebeek)
- paaien: Hij perbeerde mij te paaien mit een borrel (Zuidwolde)
- palm II: Der stun een palm op het dak en dan kreej een borrel
- peperduur: De borrel wordt zachiesan peperduur (Oosterhesselen)
- poepfles: De familie kreeg mit neijaor een goeie borrel. Het lopende volk kreeg ein oet de poepfles (Nieuw Schoonebeek)
- proot: As hij een borrel had har, kreeg hij veul praots (Peize)
- redenriek: Hij was nogal redenriek, net of e een borrel op haar (Eelde)
- regering: Ik mag gien borrel drinken van de regering (Sleen)