U zocht voorbeeldzinnen met daarin "deel"
Resultaten 81 - 100 van 104
- smakken: Smak het daor maor deel (Westdorp)
- spanroepe: Een spanroepe is een lange roepe, die eerst het veurense deel opzet en dan het achterlief der bij tr (Diever)
- spit III: Hie had zo'n spit in de rugge, dat, hij kun niet op of deel (Sleen)
- stampen: De leimen deel wör stampt met de boukslag (Roderwolde)
- stamper: Wij moet de kleien deel nog met de stamper anstampen (Sleen)
- stamperblok: Met een stamperblok weur de lemen deel vlak maakt. Nao een paar dagen weur er een koppel schaop op l (Geesbrug)
- steil: Hij gait stail op en deel
- stok I: Hai kwam lelk bai stok deel
- straotbessem: Met de straotbessem veegden ze de deel ok an (Hooghalen)
- striekzool: is het underste deel van de pan van de peerdeploeg (Rolde)
- tongholt: Het tongholt is het veurste deel van een holten wagen, waor de diksel in komp (Schoonebeek)
- trap I: Klonder nait aal de trabbe op en deel (Valthermond)
- tutenvoer: Tutenvouer staait aachter op deel (Zuidlaren)
- undergraven: Rötten hadden de hiele deel undergraven (Sleen)
- vak I: Die het hoes wat groter hadden, hadden een lange deel en daornaost eein of meer vakken (Eext)
- veenoever: ...eenig deel in een veenoever te Sleen
- verlochten: Die lamp verlocht, ...verlicht de hiele deel (Sleen)
- verwonen: Hij verwoont een groot deel van zien inkommen (Anloo)
- veurdeel: De veurdele is de deel veur de heuivakken (Nijeveen)
- vlijen: Vlij je mor deel