U zocht voorbeeldzinnen met daarin "dicht"
Resultaten 81 - 100 van 122
- overslaon I: Aj een kruukien vult, moej hum even overslaon, aans wil e niet dicht (Sleen)
- pingat: Het pengat van dit hek is nogal roem; het hek geeit niet mooi meer dicht (Eext)
- polkamus: De polkamus is een groffe wollen mus met een strook tot op de scholder en met haak en oge dicht unde (Stieltjeskanaal)
- pot: Hij is zo dicht as een pot
- priem: Wij gebroekten ok priemen um de worsten dicht te binden (Drouwen)
- proem: Kuj ok proem zeggen met de mond dicht?
- reuster: De reuster van het aschengat zit hieldal dicht (Sleen)
- riem I: Bij het dörsen muj niet te dicht bij de riem kommen
- riet: Der lop een reet dwars deur dit stuk hen; hie zakt en gruit dicht, mor toch is e te zeein (Eext)
- rijen I: Ik rij eerst mien schoenen even dicht
- rok I: Die komt te dicht met de rokken an mekaar
- rollen: Molleritten en pinkestappen mut dicht erold worden (Zuidwolde)
- scheel I: Die deur is zo scheel as wat, die kan hielemaol niet dicht (Odoorn)
- schel III: Die deur is zo schel, ij kriegt hum niet meer dicht (Eext)
- schoef: Doe de schoef even dicht tussen mot- en biggenhok (Drouwen)
- schoren II: Die deur wil niet dicht, die schoort over de drömpel (Eext)
- slempen: Vroger worde een huusplaatse vake mit rood zaand dicht eslempt (Hoogeveen)
- smalspoor: Bij een smalspoor liggen de rails dicht bij mekaar, ong. 70 cm (Klazienaveen)
- smieten: Hij flapte de kraante dicht en smeet hum op de grond (Ruinerwold)
- snoeve: Doe die deur toch dicht, der komp zo'n snoeve in (Sleen)