U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gezicht"
Resultaten 81 - 100 van 182
- hemd: Hij hef een gezicht as een voel hemd
- hetblennen: Ik heb het hiele gezicht vol hetblennen zitten (Zweelo)
- ieslijk: Het was een ieselijk gezicht
- jukstok: In plaots van jukplanken haj ok wal jukstokken, mor dat was een armoedig gezicht (Sleen)
- kalkoen I: Hie is zo rood as een kalkoen in het gezicht (Sleen)
- karf: Mit het vechten gisteraovend hef hij een goeie karve ien het gezicht op elopen (Ruinerwold)
- klap I: het Was net of ik 'n klap in het gezicht kreeg
- klèeien: Hie klèeide hum in het gezicht (Sleen)
- knalgruun: Ze hat een knalgruin kleid an, gien gezicht (Barger Oosterveld)
- kniplocht: Hij scheen mie precies in het gezicht mit zien kniplucht (Barger Oosterveld)
- koddig I: Het was een koddig gezicht, die aap op dei fietse (Barger Oosterveld)
- koker: Kinder die dauwwörm hadden, kregen kokers um de narm, dan kunden ze niet an het gezicht krabben (Sleen)
- koks: Wat hef die een koks gezicht (Sleen)
- komiek II: Het was een komiek gezicht
- koplaamp: Dai koplaambe scheen mie precies in het gezicht (Valthermond)
- krip: Kript zat over de hooud hen en veur het gezicht langs (Eext)
- kwietraken: Ik kan dat holoogde gezicht van heur maor niet kwietraken (Noordscheschut)
- landerig: Der zit zo'n landerig gezicht op (Sleen)
- liek III: Hij houwde mie liek in het gezicht (Barger Oosterveld)
- lodderig: Wat hef die een lodderig gezicht (Gasselte)