U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hangen"
Resultaten 81 - 100 van 180
- kloot: De kloot hangen
- kloot: De kloot hangen aan 't haal
- klungel: Over de koplaoge van een korenbult weurden de zeilen gooid, woor de klungels an kwamen te hangen
- kneep: Dat wicht hef het haor te lang, het hef het in de kneep hangen (Oosterhesselen)
- knikken: Hie knikde en doe bleef e der an hangen
- knikker: Der blef heel wat an de knikker hangen
- knoopsgat: Hij hef de tonge op het daarde knoopsgat hangen
- koffiekan: As der iene veule koffie drinkt, dan zegt ze wel ies: die kuj de koffiekanne wel um de hals hangen (Havelte)
- koffiepot: Den zop zoveel koffie, dei kun je de koffiepot wal um 'n hals hangen (Barger Compascuum)
- kwaas: die hef de kwazen an de rokken hangen (Sleen)
- kwabbe: Die koe hef 'n dikke kwabbel an de hals hangen (Buinen)
- kwast: Wij hebt kwasten an 't spiegel hangen (Sleen)
- laomerstaart: Dat jonggie hef altied twee laomerstaarten önder de neuze hangen (Hijken)
- lavendelzakkien: Ik heb in de kaast nog een lavendelzakkien hangen (Sleen)
- lebbe: Die hef een leb an de neus hangen (Wijster)
- lef: Dat wicht har een hoop lef an de kont hangen
- legge I: De henne lat de legge hangen (Hoogeveen)
- lief I: Dende hef het lief over de boksemboord hangen (Exlo)
- lip: Laot de lip toch nich hangen
- lip: Zij hef de lippe op het darde knoopsgat hangen