U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heuren"
Resultaten 81 - 100 van 199
- hèuren I: Ie kunt wat heuren in de wereld,
- hèuren I: Van heuren zeggen kuj nao
- heuren II: Ien heuren en kleuren hebt ze hum verteld...
- heuren II: Zie bint met hiel haor hebben en heuren hen Canada gaon
- hoesten: Ik mag hum nich heuren housten
- iekbook: De iekbook was an de gaank, ie kunden het zo hier en daor heuren (Ruinerwold)
- iezer: Ze kwam is heuren of het iezerie vrij was
- jaustern: Most dai katten is jaustern heuren (Valthermond)
- joegeln II: Muj die vrouwlu ies heuren joegelen, ze wilt graag de jonges achter heur an hebben (Koekange)
- joegen: Um twaalf ure kunj de vrouwlu heuren joegen, dan harren ze de eerappels gaar (De Wijk)
- joelen: Moej die kinder is heuren joelen op het speulplein (Drouwen)
- kabaal: Kist hom aaltied wel heuren, hij het een geweldig stuk kabaol over zuk (Emmer Erfscheidenveen)
- kachelplaat: Aj emerties achter de kachelplate kregen, dan haj het nog niet had; heuren en zien vergung oe dan (Hollandscheveld)
- kaold: Zien zuster is al een poze arg zeek, mor hij geet er niet hen heuren, want dat is wal zo'n kaolde (Hijken)
- kekeln: Moej die vrouwlu weer heuren kekeln (Stieltjeskanaal)
- kelstern: Hij hef zo'n hoog stemmegien. Gedurig kunden ie hum heuren kilstern
- kelstern: Moej die vrouwlu weer heuren kelstern, het lop op dikke ruzie oet (Hooghalen)
- kerkörgel: Ie kunden wal heuren, dat hij op dat kerkörgel nog nich wend was (Barger Oosterveld)
- kier: Ik kun alles heuren, want de deure stund op een kiertien (Broekhuizen)
- kleistern: Moej die vrouwlu toch ies weer heuren kleistern (Stieltjeskanaal)