U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hoes"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 81 - 100 van 500
- börg I: den een groot hoes, het leek wal een börcht (Beilen)
- bosschup: Hie kreeg de bosschup met dat e niet te laot in hoes kommen mug (Eext)
- bouwval: Dat hoes is een bouwval (Hijken)
- brak I: Dat hoes is ein aole brakke (Barger Compascuum)
- brandkast: Wij hebt het hoes in de brandkast in Hesseln (Sleen)
- brekvellig: Het hoes is nogal brekvallig
- brievenbus: Nou mit de brevenbussen komp de bode nooit meer an hoes (Westerbork)
- brij: Het is daor ien en al brij um hoes (Padhuis)
- broeken I: Gebroek dien verstand is en gao met hen hoes
- bröt: Het is daor aachter het hoes aaltied een bröt (Balloo)
- bui: Low maken daw in hoes komt, der komp een dikke bui an (Oosterhesselen)
- dak: Hij hef een golden dak op het hoes (Hijken)
- dakloos: Het hoes wordt dakloos
- dal: Der zit een dal in het weilaand bij oous aachter het hoes (Eext)
- deegs II: Dat hoes van Albert is deegs zo gooud as dat van Rieks, d.w.z Albert zien hoes is net even beter (Gasselte)
- dek: Der zit een mooi dek op het hoes
- deur I: Hij komt mit de deure in hoes vallen (Barger Oosterveld)
- deurhangen: De balken in dat aolde hoes hangt heilemaol deur (Barger Compascuum)
- deurloop: Tussen het hoes en het schuurtie heb wij een deurloop (Eext)
- dicht: Wij hebt het hoes weer dicht