U zocht voorbeeldzinnen met daarin "jurk"
Resultaten 81 - 100 van 148
- misselijk: Ik heb daor een mislijk mooie jurk zien (Coevorden)
- model I: Die jurk zit gien medel in (Borger)
- neteldoeks: Zij had een neteldoeken kraagie aover de jurk (Hoogeveen)
- nop: Ik heb een jurk met noppies kocht (Ekehaar)
- nop: Mien jurk was blauw mit widde noppen (Emmer Compascuum)
- oetstalling: Die mooie jurk in de oetstalling lachte mij toch zo toe! (Beilen)
- of'meten: Die jurk is veur te lang, die möt ofmit worden (Sleen)
- oftands: Die jurk is zachiesan oftaands (Hollandscheveld)
- onliek: Die jurk is onliek, die tipt (Exlo)
- opschik: Op een jurk kan hielwat opschik zitten
- opsmuk: Wat tierelateinen op een jurk was opsmuk (Peize)
- opsmukken: De neeie jurk was mooi op esmukt (Dwingelo)
- passien: Ik heb de jurk haost klaor, mor der moet nog een passie in (Roderwolde)
- petroon II: Ik holle niet van die grote petronen op een jurk (Noordscheschut)
- pikpakknoop: Pikpakknopen koften ij en dan deej der dezölfde stof op as van de jurk. Mien ootien har een buisien (Sleen)
- pimpelpaors: Die jurk was pimpelpaors met een dunderwolkien (Sleen)
- pletterig: Wat heb ik die jurk pletterig kregen (Sleen)
- pofmouw: Zij hef een jurk mit pofmouwen, mar het elastiek zit te strak (Broekhuizen)
- pompedoer: Die neie jurk is van pompedoer (Sleen)
- rijen I: Een jurk wuur regen, ...rijd (Sleen)