U zocht voorbeeldzinnen met daarin "kan"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 81 - 100 van 500
- apperdepo II: Lat hij een huus zetten? Aprepo, daor kan ik oe nog wat aover vertellen! (Zuidwolde)
- argern: Daor kan ik mij toch over argern! (Padhuis)
- arven II: Dat e zo goud muziek kan, hef e van zien va arfd (Barger Oosterveld)
- as II: niet kan, moej het even zeggen
- as II: Janken as hij kan! (Meppel)
- baand I: Dei kou kan wel ies gauw kaalven, de banden binnen al weg (Eelde)
- baand I: Hie kan geweldig over de baand speulen (Oosterhesselen)
- baand I: *Het kan beter van de zak as van de baand
- baanholder: Hij kan best leren, dat is wel een baonholder (Zuidwolde)
- baggeltörf: Van darg kan hoogoet baggeltörf maakt worden (Padhuis)
- bak I: Hij kan niet an de bak kommen
- bak II: Een goeie bak vertellen en een bak goed vertellen kan alleman niet even goed (Wapserveen)
- bakker: Za'k je wat vertellen en liegen wat ik kan/Ik zag de bakker vliegen met de ovend er achter an (Zwiggelte)
- baldern: Wat kan die paander proten. Hij baldert mar an ien stuk deur (Havelte)
- ballasten: Nou moej ies even opholden met dat ballasten; ik kan jao gien woord verstaon (Beilen)
- ballen: De snei balt zo, ik kan de bienen haoste niet mitkriegen (Koekange)
- baolzak: In een baolzak kan een mudde haover (Eext)
- baos I: Het kan beter van de baos as van de knecht (Uffelte)
- baos I: Dei aole baos kan mit dit weer beter in hoes blieven (Barger Oosterveld)
- barg I: Die man kan bargen wark verzetten (Oosterhesselen)