U zocht voorbeeldzinnen met daarin "klein"
Resultaten 81 - 100 van 320
- guntern: As ik pannekoeken bakke, steet klein Jannegie der bie te guntern
- guntern: Een klein kind begunt te gundern bij het zien van zien moeder (Schoonebeek)
- hakkebieter: Een klein hondtien nuumt ze wel ies een hakkebietertien (Coevorden)
- hal I: Oes hallegien is zo klein, ij kunt gien armslag kriegen (Oosterhesselen)
- halfoordsglas: Een halfoordsglas was een groot braandewienglas en een klein bierglas (Zuidwolde)
- handzem: Zo'n klein schoffelie is wel handzaom (Balloo)
- hanglip: Het klein jonggie wörde over eslaone bij het uutdielen; het stund stille in een hoek te kieken met (Dwingelo)
- hart I: As kinder klein bint, trapt ze je op het klied, as ze groot bint op het hart (Oosterhesselen)
- harten: Ik hebbe nog een klein hartentien in de handen
- havermiet: Een haovermietie is een klein deertie (Eext)
- heideblauwgie: Een heideblauwgien is een klein blauw vlindertien (Sleen)
- henin: Der zit een klein opstappien naor de winkel henin (Sleen)
- hiepekrassien: Een klein wiefie zèen wij tegen: een iepkrassien (Ruinerwold)
- hiepekrassien: Een hiepekrassien is een klein meinse, daor muj oe veur waren (Koekange)
- hiepsel: Een hiepseltie is een klein, rap en gauw kiend, klein van stok mar dapper as een vlo (Fluitenberg)
- hikkertien: Ik heb een klein ikkertien ien de brookspiepe kregen (Ruinen)
- hikkertien: Jo, die har een klein ikkeltien op de jurk (Ruinerwold)
- hildekist: Een hildekist wordt gebruukt om klein geriedschup in op te bargen (Coevorden)
- hoefblad: Der is klein hoefblad en groot hoefblad (Hoogeveen)
- hoefblad: Dat klein hoefblad stiet hier nog genog (Padhuis)