U zocht voorbeeldzinnen met daarin "leeg"
Resultaten 81 - 100 van 116
- pisgriet: As een neut leeg is, wordt er zegd: dat bint pisgreeiten (Eext)
- platzak: Hie hef de portemenee leeg, hie is platzak (Sleen)
- puut: Hij hef gisteraovend uut vrijen west; hij zal de pute wel leeg hebben (Dwingelo)
- ratel II: Toen de tönnegies nog leeg maakt wörden, luup de kerel met de ratel der veuran (Coevorden)
- roemer: Hij haar het ruimerie al weer leeg (Roderwolde)
- schierschonen: De darms weurden eerst leeg spuuld en dan in zolt water mit een strowis goed deur mekaar stampt. Dan (Geesbrug)
- schijttun: Gooi die schijttonne even leeg (Klazienaveen)
- schoepoetsduusien: Het hinkelblok was ook wel een leeg schoupoetsdeusie (Emmer Erfscheidenveen)
- schoft III: Dat pèerd hef de schoft te leeg (Sleen)
- Sint-Jan: As het mit Sint-Jan règent, blieft de neuten leeg (Ruinerwold)
- slobbern: Die koe slobberde de iene nao de aander emmer leeg (Oosterhesselen)
- sloek: Een hap en een sloek en het bord was leeg (Roderwolde)
- spieker I: Hij zog spiekers op leeg waeter
- staart: Maok die fles mor leeg, der zit nog een staartie in (Eext)
- stamppot: De grote schöttel mit staamppot worde tot de leste krummel leeg emaakt (Ruinerwold)
- stroepkan: Ie mut evenpies naor de winkel, want de stroepkan is leeg (Geesbrug)
- strontton: mot leeg (Weerdinge)
- sukerkladde: De sukerkladde is alweer leeg
- tank: Ik kriege de trekker niet an de loop; de tank is leeg (Ruinerwold)
- tappen: Wij tapt niet meer, de pot is leeg