U zocht voorbeeldzinnen met daarin "leg"
Resultaten 81 - 94 van 94
- underlegger: In een kinderledikantie leg je een underlegger (Beilen)
- vensterbank: Leg niet alles in de vensterbaanke, zee mien moe, het is gien uutstalkaste (Nieuw Amsterdam)
- verstukken: leg
- veurbank: Het leg op de veurbaank in de auto (Balloo)
- vlegel: Een leg dörsen met de vlegel (Anderen)
- vlijer: De vlijer leg de gorven hen (Barger Oosterveld)
- vörst I: Hie leg de vörstpannen
- wagenschot: Dei oolde matten leg mar in het wagenschot (Padhuis)
- wasoel: De wasoel is een klein vlinderie, grauw van kleur, die eier leg in lege hönnigraoten. As de eier oe (Eext)
- weendrinblad: Weterieblad leg wij op zweren. En as wij oous braand hebt an branekkel, leg wij dit blad op de blaor (Eext)
- zin: Die man leg de wereld best naor 't zin
- zingen: Tegen de leg kunt de kippen mooi zingen (Rolde)
- zool: Leg mor een zooltie van kerton under in de klompen (Balloo)
- zwoor: Leg de zwaorties mar op de raand van de teller (Oosterhesselen)