U zocht voorbeeldzinnen met daarin "leven"
Resultaten 81 - 100 van 112
- sjarlefrans: fluitend deur het leven giet (Nieuw Amsterdam)
- slaaf: Hij het een leven as een slaof (Roderwolde)
- spinsel: As er spint in het meel zit, is het net of er leven in zit (Anderen)
- splinter I: ...) en die splinter van een tel redt ze beide het leven
- stoer: Een ofguunstig mens maakt zukzulf het leven stoer (Schoonebeek)
- stried: Het leven is soms een stried (Kerkenveld)
- tenslotte: Tenslotte mout hai mit dai vrouw leven (Emmer Compascuum)
- tobberig: Wat hef die een tobberig leven
- tumig: An het wark! Van teumig staon kuj niet leven (Pesse)
- umkieken II: Je moet in je leven niet umkieken, je moet deurgaon (Klazienaveen)
- umschikken: As ij in de jeugd umschikken leerd hebt, dan redt ij het wal in jo leven (Schoonebeek)
- vangst II: Dei snouk was de vangst van zien leven (Barger Oosterveld)
- veenput: Hij hef het nich makkelijk had; hij hef heil zien leven in de veenputte staon en een hok vol kinder
- verbetern: Hij hef zien leven verbeterd (Schoonlo)
- verdriet: Hij hef veul verdreet had in zien leven (Beilen)
- vergallen: Die man hef deur de draank heur hiele leven vergald (Borger)
- vergooien: Hie hef zien leven vergooid
- verklèeien: Hai het zien haile leven verklaaid
- verknooien: Dat wordt nooit wat met dende, die hef zien leven verknooid (Sleen)
- verlengen: *Aj je leven wilt verlengen, moej het van de slaop ofholden (Hijken)