U zocht voorbeeldzinnen met daarin "licht"
Resultaten 81 - 92 van 92
- twiedonkern: ...ij moet het licht van de fiets andoen (Zwinderen)
- vermoogd: Vermoogd holt licht op, aj het in het donker op straot gooit (Sleen)
- veurwarp: Ie kunt oe onder een licht veurwarp ook wel verbeuren (Hollandscheveld)
- vluken: Het wordt er licht van, zo vlökt e (Sleen)
- vrijen: Neef en nicht vrijt licht (Anloo)
- wachtlopen: In de oorlog mussen wij wachtlopen um te kieken of er gien licht scheen (Sleen)
- wark: Hij kan nich veule meer, allennig nog wat licht wark (Barger Oosterveld)
- wintern: As het winterde, mus het emmerie in de pomp licht worden (Emmer Compascuum)
- zemelvoer: Zemelvoor mit haksel veur de peerde was licht verteerbaar (Zuidwolde)
- zwaor I: Hie kan licht en zwaor
- zwaortillend: Hij is nogal zwaortillend; hij kan het niet gauw licht
- zweven: Hij lop zo licht, hij zweeft er over (Beilen)