U zocht voorbeeldzinnen met daarin "lief"
Resultaten 81 - 100 van 139
- lief II: Lief en leed delen (Klazienaveen)
- liefhebben: Zien moor hef 'm niet lief
- liest III: Het lief op de lieste zetten
- lubbern: lubbert je ja um het lief (Nieuw Amsterdam)
- Maarten: Ik heb Reinder net zo lief as Steven (Sleen)
- Maarten: ...Ik heb Steven net zo lief/Die schrif mij nog wal ies een brief
- mage: De mage dreit oe umme in het lief
- middenschot: Hij het gien middenschot in het lief
- mond: Zij hef een lief mondtie (Pesse)
- moor I: Zien moor hef hum niet lief
- mop II: Wat is dat een lief moppien (Sleen)
- mot I: Hij hef een lief as een dragende motte (Kerkenveld)
- niks: om het lief
- oetarbeiden: Zie hef het lief oetaarbeid
- oetdrieven: De kou wol het lief oetdrieven
- oetgooien: De koe gooide nao het kalven het lief uut (Ruinerwold)
- ooievaar: *Ooievaar, lepelaar, takkedief/Hef aal poppies lief (Anderen)
- opblaozen: Ik heb zo'n opgeblaozen gevuul in het lief (Schoonoord)
- open I: Een eupen lief
- overhebben: Ik zul der een lief ding veur overhebben, as het goed oflöp (Wapserveen)