U zocht voorbeeldzinnen met daarin "liggen"
Resultaten 81 - 100 van 243
- kokos: Wij hebt kokos op de vloer liggen
- kommen: As het mor op liggen komp, dan kan het nog wal beter worden
- kommen: Hoe is het met die man, die zo slim ziek was? O, het liekt wat beter, hie komp wat op het liggen (Sleen)
- kommen: Hij is komen te liggen, umdat hij zo ziek was
- kops: De törven liggen der kops veur (Norg)
- krèei: Het is net 'n kraaie, alles wat glimt, kan e neit liggen laoten (Emmer Erfscheidenveen)
- kroelen I: Gistern zaag ik mien buurjonge mit zien maagien op het achterweggien in het grös liggen kroelen (Meppel)
- kruupboks: Bij erpelkrabben luten wij de kruupboksen 's middags in het laand liggen (Sleen)
- kul: 'k Gao mit mien stuiter in de kul liggen (Diever)
- langslaoper: Oeze buren bint langslaopers, die kunt lang in bedde liggen (Sleen)
- lapperij: Hej der nog wat lapperij veur de hond liggen? (Hijken)
- lee: Op de lee liggen
- liggen: Laot mar liggen, ik pakke het zölf wel op (Elim)
- liggen: Hie kreeg de schaop drie nachten op zien akker te liggen
- liggen: Ze hebt het dek van de brogge liggen
- liggen: Die mot nog een hiel tied liggen
- liggen: Hij komp wat an 't liggen
- liggen: Die lat het der niet gauw bij liggen
- liggen: Een keer kan wel, mar ie keunt der altied nich liggen (Barger Oosterveld)
- links: Ik laote hum links liggen (Hoogeveen)