U zocht voorbeeldzinnen met daarin "maken"
Resultaten 81 - 100 van 416
- gat: De mond kan te doen maken dat het gat klappen krig (Ruinerwold)
- gebaar: Grotva heurt niks mèer, ie moet hum alles met gebaren dudelijk maken (Hijken)
- gebroek: Ie kunt wal wat van mie leinen, man ie meut er gien gebroek van maken (Barger Oosterveld)
- geintien: IJ moet daor gien geintien van maken
- gek II: Iene de kop gek maken
- gekheid: Dei kan niet veul gekheid maken (Barger Compascuum)
- gelei I: Wat kunne wij van die proemen een gelei maken (De Wijk)
- gemodder: Aj gien gang achter de koenen hadden, was het een gemodder um hum leeg te maken (Odoorn)
- gesodemieter: Wat een gesodemieter um het iederiene naor de zin te maken (Koekange)
- geut: We moeten eerst even een geute maken, waor we de eerste voor in ploegen kunnen (Klazienaveen)
- geutstien: Een götstien was ok een stien um het göttegat met dicht te maken (Padhuis)
- gewag: gewag maken
- gewag: Even gewag maken!
- gleuf: eerst een gleuf in de grond maken geul (Sleen)
- gliebaan: Dat de jongen die gliebane nou net op het kleine straotie mut maken; de olden kunt er de bienen wel (Hoogeveen)
- glunig: Um zo'n kleinigheid kun ie joe nich glunig maken (Barger Oosterveld)
- gorre: Hij mut neug ies mit een ieken gurre um de hoed hebben, det zul hum wal mak maken (Ruinerwold)
- grimas: Grimassen maken (Meppel)
- grind: Grind broekt ze bie het beton maken (Barger Oosterveld)
- grup: Elk jaor mussen ze de gröppen schone maken (Koekange)