U zocht voorbeeldzinnen met daarin "mond"
Resultaten 81 - 100 van 195
- mond: Ie moet hum de mond niet lösbreken
- mond: Een grote mond opzetten
- mond: Hie stiet met open mond te kieken (Stieltjeskanaal)
- mond: Hij hef een mond as een baansdeur (Schoonebeek)
- mond: Stek de mond er niet tussen
- mond: Hij is bange dat hij de mond eerder versleten hef dan het gat
- mond: Hej de mond in taofellao liggen laoten?
- mond: Een mond
- mond: Wat een mond vol
- mond: Hij hef een grote mond, maor een klein hartien (Nieuw Amsterdam)
- mond: Wat uut de mond sparen
- mond: Hij hef een mond as een scheermes
- mond: Hij hef een mond as een grote
- mond: Hij hef de ogen groter ehad as de mond
- mond: Ie legt mij woorden in de mond, die ik niet ezegd hebbe (Hollandscheveld)
- mond: Ik heb hum de mond gund (Gieten)
- mond: Hij kan het alleen met de mond wel of
- mond: Hij is gauwer mit de mond as mit de handen (Emmer Erfscheidenveen)
- mond: Die twei praot uut ienen mond (Elim)
- mond: De mond vaalt hum lös (Anloo)