U zocht voorbeeldzinnen met daarin "nust"
Resultaten 81 - 87 van 87
- vruit: Vruit hond, hen 't nust! (Sleen)
- vrumde: Dei gait tot het nust oet, dei wil naor de vremde (Barger Compascuum)
- waffer: Uut waffer nust of hij ekrèupen was
- wam I: Wij harren vlène jaor een nust met heurinks onder de wamme (Ruinerwold)
- wief: Hij hef het wief in het nust
- winnen: De baaien winnen goud, wij kriegen een goud nust hönnig (Een)
- woord: Ze hadden woord, dat er een goed nust mus zitten, maar het bleek niet zo te wezen