U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rad"
Resultaten 81 - 100 van 105
- spiek: As een rad uut edreugd was, zaten de spieken der lös in (Zuidwolde)
- split: Het rad leup van de waegen, want de splitte was der veur weg (Diever)
- splitpen: Aj der gien splitpen veur doet, zal je het rad van de wupkaar oflopen (Eext)
- stelrad: Het stelrad van de ploeg luup deur de voor en was daorum groter as het rad an de aander kaant (Weerdinge)
- stoeken I: Het rad van de fiets stoekte (Rolde)
- vaarrad: Ie kunden zeggen: ik bin mit het rad, maar eerder ook mit het vaarrad (Hollandscheveld)
- vast: Lèestdaogs leup mij het rad vaast (Zeyen)
- vast: Ein rad leuip in de voor en de aander op het vaaste (Norg)
- veerkant II: Aj mor een goeie kruiwagen hebt, al zit er ok een veerkaantig rad in
- velling: De velling en de houp, de speiken en de toet, dat is het rad (Roderwolde)
- veurploeg: Een veurploeg is een wagentien met een klein en een wat groter rad (Weerdinge)
- veurwagen: Een ploeg met een veurwagen met een groot en een klein rad en een lösse achterploeg met ien start (Schoonebeek)
- vlimmen: As ze dan hellig wordt, dan vlimt ze daor mee net zo rad of het lucht
- vuurderskrooie: De underdielen van een vuurderskrooie of dreugkrooie waren het rad, de
- wagenarm: Het rad zit op de waogenaarm (Roderwolde)
- wagenknecht: Zet de waogenknecht er mor under, dan kan ik het rad er zo oetpakken (Drouwen)
- wagensmeer: Het rad galpt, der möt wagensmeer an (Stieltjeskanaal)
- wagenwup: De waegenwupper was um het rad op te wuppen bij het smèren (Wapserveen)
- water: Hai is zo rad as waoter
- wezel: Hij is zo rad as een wezeltie