U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rond"
Resultaten 81 - 100 van 169
- pissen: Gelukkig dat de wereld rond is, aanders piste hij ook daor nog ien de hoeken (Ruinerwold)
- plaschern: De kiender plasten wat in het water rond (Hoogeveen)
- ploetern: Hij mus de hiele dag ploetern um rond te kommen (Westerbork)
- pong: De muldersknecht bröng de pongen rond (Diever)
- ponnegooien: Met ponnegooien wer vrogger een steen eerst mooi rond ebikt, dat was de biksteen (Wapserveen)
- pottebakker: Een pottebakker is niet hielemaole rond (Dwingelo)
- praom II: Een praom was rond van
- priem: Een priem is rond en een pen-else is veerkaant (Pesse)
- pruusrooien: Ok haw rond 1920 nog een erpelsoort in Exel, die pruisroden hedden
- rond I: Dat rad is niet rond (Dwingelo)
- rond I: Zien va was ook wel wat rond, mar har gien bochel
- rond I: Het kun er net met rond
- rond I: Hie is rond in het gezicht
- rond I: Het vei har zuk mooi rond vreten (Barger Compascuum)
- rond I: Zie hadden de koop gauw rond (Eext)
- rond I: Hij kwam er rond veur uut (Kerkenveld)
- rond I: Het was zo rond dat wij verhoezen gaot (Oosterhesselen)
- rond I: Hij kreeg een rond bedrag (Emmen)
- rond I: in het rond(e)
- rond I: De geubel gung aal mor rond