U zocht voorbeeldzinnen met daarin "rugge"
Resultaten 81 - 85 van 85
- weitas: Hie lop vaak met een weitas op de rugge
- zagevoer: Va döt het gereedschap in het zagevoer, en mit de leren rieme wordt het op de rugge vast emaakt (Fluitenberg)
- zèende: An een zèende zit een boom, een dol, een oord, een hak, een hekel, een ring, een kiel, een rugge, e (Sleen)
- zigzagstreep: Dat is een hazelwörm (...) kiek mor, hij het gien zigzagstreep op de rugge (Hijken)
- zigzagstreep: Dei slange het ein zigzagstrebe over de rugge (Emmer Erfscheidenveen)