U zocht voorbeeldzinnen met daarin "schuur"
Resultaten 81 - 91 van 91
- vaten: In de schuur wordt vaat en op de miet wordt vlijd (Sleen)
- vater: Garven in de schuur vatten gebeurt deur de vatter (Oosterhesselen)
- verroest: Der stun nog een aolde verroeste fiets in de schuur (Sleen)
- viefkwartsholt: An de schuur zit planken van viefkwartsholt (Dalen)
- vrijen: Zie hebt in de schuur legen te vrijen (Padhuis)
- wagen: De staonde wagen is de wagen die bij het intrekken in de schuur is; die underweg is, is de gaonde wa (Sleen)
- wederhelft: Mien wederhelft is in de schuur (Gieten)
- wintervoor II: Wij hebt het wintervoor in de schuur (Weerdinge)
- zaodvak: IJ hadden een heuivak en een zaodvak in de schuur (Emmen)
- zesvaks: Hie hef een zesvaks schuur (Weerdinge)
- zwarver: Laot die zwaarver mor in de schuur slaopen (Balloo)