U zocht voorbeeldzinnen met daarin "slim"
Resultaten 81 - 100 van 269
- gevulig: Hie is slim geveuilig veur stof (Eext)
- gezeggelijk: Oos hond is slim gezeggelijk (Rolde)
- gladdekker: Non is mij die gladdekker weer te slim of ewest (Ruinerwold)
- gladjakker(d): Nou was dei gladjakker hum weer te slim of (Barger Oosterveld)
- glinde: Het spek is barre geil, het is slim glinde (Elim)
- graag: Vret de kou aordig goud? Nee, hie is niet slim graog (Eexterveen)
- griepgraag: Hij hef slim griepgrage vingers, alles wat hij griepen kan, grip e (Pesse)
- grummelig: Het was der slim grummelig in hoes (Roswinkel)
- haatdragend: Aj het bij die man ien keer verbruid hebt, kunj het niet weer goedmaken, want hij is slim haatdragen (Broekhuizen)
- hageldoorn: As de haegeldoorn bleuit, is het vaeke slim kold (Diever)
- hagelverzekering: De hagelverzekering keert niet oet, het was niet slim genog (Emmen)
- ham II: As ze slim wilde ham hebt, dan hebt ze het helemaol dik under de peinze tot an de veurpoten toe (Hijken)
- hamel II: Hie is slim haomel in het gezicht (Eext)
- hartelijk: Daor bint ze ok niet slim hartelijk (Sleen)
- hechten I: Ik was slim an die hond hecht
- heemvast: Sommige honden bint slim hiemvast (Schoonebeek)
- helder: Zij was in het waark slim helder (Roswinkel)
- hellen: Deur de zwaore snei begunt de takken van de struken slim te hellen (Diever)
- hellen: Die muur helt slim
- heuikoorts: Het kind har slim last van