U zocht voorbeeldzinnen met daarin "vast"
Resultaten 81 - 100 van 193
- kring: Het dier lop aal in 'n kring rond, hie is vast niet gooud (Eext)
- kroezen: Die bla kroest aordig, der zit vast loes op (Sleen)
- kulen: Bij het neuten riefken moej de koegel mooi hen veuren kulen, dan kriej vast allennig mor dun (Eext)
- lamp: Aj deurgaot met streupen, loop ie vast nog ies tegen de laampe (Meppel)
- lang I: Het brood van de bakker is zo sliekerig, het bint allemaol draoden, daor zit vast leng in (Coevorden)
- langziedig: Dat is een mooi laankziedig zwien, daor zit vast niet veul spek op (Oosterhesselen)
- laoten I: Het iezer wil niet laoten, het bakt allemaol vast. Het deeg is, deink ik, te dunne worden (Hijken)
- lapperig: Het zit nog wat lapperig, maor het zit veurlopig wel vast (Dwingelo)
- lebait: Jaan is vast lebeeit, ik heb hum al een dag of wat niet zeein (Eext)
- lemmet: Een dolk hef een vast lennep (Hijken)
- liederig: hie hef vast een ziekte under de lee (Sleen)
- liefzeert: Hij hef der vast wal liefzeer van had (Padhuis)
- lusteloos: Ze hef vast wat onder de leden, ze is al dagen lang zo lusteloos (Noordscheschut)
- mager: Die koe wordt zo mager, die is vast niet goed (Stieltjeskanaal)
- naald: De naald bij het dekken gung de draod deur um het reit vast te binden (Odoorn)
- naolochten: Ik heb die haze nog iene naolucht, mar ik heb hum vast niet raakt (Klazienaveen)
- netenschieter: Dat peerd is zo onrustig, daor vlög vast een netenschieter bij (Anloo)
- netvang: Netvang is 't zeel, waor de knubben van de strengen aan vast kommen (Tweede Exloërmond)
- oetlekken: As een pèerd niet oetlekken kan, dan vervuurt het vast
- oetrumen: Ik zal die kast vast oetrumen (Oosterhesselen)