U zocht voorbeeldzinnen met daarin "wark"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 81 - 100 van 500
- daghuur: Het is een heel wark, dat stenen bikken, mor denk er um, dat e der een goeie daghuur met verdient (Hijken)
- dal: Wij willen vandage op de dal an het wark (Klazienaveen)
- dauweln: IJ komt met je wark in het achterschip, umdaj te veul in het ronde douwelt (Oosterhesselen)
- davern: Hie davert deur het wark hen (Westerbork)
- de: Dit is de man veur zuk wark
- deelleggen: Hie hef dat wark deellegd
- degelijk: Het is een degelijk stukkie wark (Exlo)
- deis: Ik vunne het wel zök beroerd wark, ik wörde der deis van (Hoogeveen)
- desnoods: Desnoods doe ik dit wark mörgen (Emmen)
- deurkommen: Der was niet veul wark, der was nog wal deurkommen an (Sleen)
- deurlèren: Hie har wal gèern deurlèren wilt, mor hie mus direct an het wark (Westerbork)
- dialect: Hij schrif zien wark in het dialect (Borger)
- dikken: wark
- doen II: Mien va lat dat wark doen deur een loonwarker (Padhuis)
- doldriest: Willem giet zo onbezunnen te wark, zo doldriest (Exlo)
- domper: Dat was een hiele domper veur hum, dat hij dat wark niet kreeg (Sleen)
- doodschoften: Ik heb niks gien hekel an het wark, mor ik kan mij wal doodschoften (Sleen)
- doodzwiegen: Hij worde op het wark dood ezwegen (Hoogeveen)
- dram: Zij magt wel wat meer dram achter het wark zetten, aans kriegt ze het niet op tied klaor (Broekhuizen)
- drang: Zie moet meer drang achter het wark zetten