U zocht voorbeeldzinnen met daarin "week"
Resultaten 81 - 93 van 93
- week I: As de week er weer was, dan was ze niet veul maans (Sleen)
- week I: Ik heb de week weer, en dan zin ik slecht te spreken (Emmen)
- wied: Met een paar week is het, dunkt mij, zo wied (Hijken)
- woerd: week II
- zaak: Ik heb de zaken, ...de week (Oosterhesselen)
- zaak: week, regel
- zark: Aander week komp er een zark op het graf (Balloo)
- zending: Wai harren een pink ofleverd veur export; aander week gait er weer een zending vort (Peize)
- zitting: Eeinmaol in de week hef de baank zitting in de boetendörpen (Eext)
- zundagssteek: *Ain zundagssteek duurt gain week
- zundagssteek: holdt gien week (Roderwolde)
- zundagssteek: zit gien week (Een)
- zutemelks: Een zeuitmölkskalf geeit nao zowat zeuven week hen de slaachter (Eext)