U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zit"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 81 - 100 van 500
- bekanten: Die boom moej even wat bekaanten, der zit een mooie hekboom in (Mantinge)
- belang: Hij zit in het bestuur van het plaotselijk belang (Exlo)
- beloeren: Die kat zit een vogeltie te beloeren (Geesbrug)
- beloeren: Wij zit zo dicht op de straot, dat ze oes van alle kanten beloert (Odoorn)
- benaom: Benaam as er veine in de grond zit, is het altied uutkieken (Hollandscheveld)
- benard: Zie zit er wat benard
- benepen: Die jesse zit mij aordig benepen (Nieuw Dordrecht)
- benepen: Ze zit er wat benepen
- benopt: Die jasse zit aordig benopt (Stuifzand)
- bentepol: In witte törf zit aordig vlokken in en volgens oons waren dat vergaone bentepollen (Pesse)
- beschut: Zie zit daor mooi beschut
- beschutenkörf: Zie löp met de beschutenkörf. Daor zit beschuut en tweibak in (Sleen)
- besloven: Hij zit daags in de kroeg en het vrouwgien kan alles besloven (Beilen)
- beslut: Die baanzerdeur wordt zo raank, door zit gien beslut meer in (Roderwolde)
- bestaon I: Die melkzaak van hum, daor zit een best bestaon in (Havelte)
- bestaon I: Der zit een goed bestaon in dat mèensk (Oosterhesselen)
- beugel: Der zit ok een beugel op de wekfles (Eext)
- beugel: Der zit twie beugels an een hark
- beugelfles: Bepaolde soorten bier zit nog wal in een beugelfles (Sleen)
- beugeln: Zit nich aal op dei stoule te beugeln (Barger Oosterveld)