U zocht voorbeeldzinnen met daarin "zuk"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 81 - 100 van 500
- degene: Degene, die er mèer van wet, möt zuk mor melden (Sleen)
- dekken I: Die wil zuk dekken!
- deurdriever: Dat is een deurdriever, die gef zuk niet gauw gewunnen (Odoorn)
- deurstoten: Hij hef zuk de zwelle deurstöt (Barger Oosterveld)
- dienstmeid: Dei mot altied knecht en deinstmaid veur zuk an hebben
- doesterig: Het is zuk doesterig weer vandage (Klazienaveen)
- doeve: Die olde grieze doeve, woor bemuit die zuk met (Klazienaveen)
- dood II: Hij löp zuk dood achter dat wicht an
- doodargern: Dei kerel aargerde zuk dood aan dat jong (Emmer Compascuum)
- doodbluien: Die appelbomen zult zuk nog doodbluien, zoveul blui zit er an (Eext)
- doodloeren: Hie hef zuk doodloerd op dat wicht, mor kreeg hum niet (Schoonebeek)
- doodloeren: Hij hef zuk doodloerd op die aarfenis (Rolde)
- doodvervelen: Ze hebben zuk doodverveeld bai die veurstelling (Zuidlaren)
- doodwarken: Die man hef zuk doodwarkt veur zien kinder, mor stank veur dank (Sleen)
- draank: Hij hef een kwaoie draank over zuk (Eext)
- draankfles: Hij hef de drankflesse altied bij zuk staon (Klazienaveen)
- draf: Het pèerd hef een mooie draf an zuk (Sleen)
- drebbel I: Een drebbeldreet pakt het veur zuk op en zet het achter zuk deel
- drèeien: Mien vrouw had het zo in de nak, zie kun zuk haost niet drèeien (Exlo)
- drellig: Het is zuk drellig gaoren (Sleen)