U zocht voorbeeldzinnen met daarin "boel"
Resultaten 101 - 120 van 249
- loper: Vrogger kreej een boel lopers an de deure, mit gaoren en baand en naolden en zo (Hoogeveen)
- lubstok: Libstok leek een boel op wat tegenwoordig maggieplant nuimd wordt (Zuidlaren)
- luchten: Het is no mooi weer um de boel even te luchten (Padhuis)
- makker: Ik had een boel kammeraoden, mar Piet was mien makker (Broekhuizen)
- malleur: Bij de buren harren ze een boel malleur in het achterhuus (Uffelte)
- markweerdig II: Het is markweerdig daj de boel seins zo vergeten kunt (Pesse)
- miestenwegens: As de mèensen an de drank komt, giet de boel miestenwegens achteroet (Zwinderen)
- moment: Nog één moment en dan is de boel klaor (Schoonlo)
- nachtoel: Wij hebt kamperfoelie achter het huus. Daor trekt altied een boel nachtoelen op (Hoogeveen)
- net I: As een koe de boel
- neusdrup: Ik har de heile boel verstopt zitten en nou
- neuzer: Die de boel ofneuzen, dat bint neuzers (Hollandscheveld)
- oetgeven: Het olde meinse gef nou de boel al uut an de kiender! (Ruinerwold)
- oetschrieven: Ik moe nog een hiele boel rekens oetschrieven (Oosterhesselen)
- oetwarken: Wij hebt de koe een broek andaon, want het leek er op dat e de boel oetwarken wol
- ofbraok: Ik moet de boel wat oplappen; ik heb wat ofbraoke ekocht (Ruinerwold)
- ofkeuren: Hij is zölf an het tummern egaone en nou hebt ze hum de boel of ekeurd (Hoogeveen)
- ofpassen: Zie hef het goed ofpast; toen wij weggungen was de boel zo'n beetien op (Weerdinge)
- ofreddern: Wij zult eerst de boel wat ofreddern en dan gaore wij vort (Dwingelo)
- ofrunnen: En zo runt de boel of